Hoofdtekst
‘k Heb ik nog gehoord dat er hier vroeger van die kaboutertjes rondwareerden (doolden). Dat waren kleine ventjes met lange grijze baarden en rooie mutsjes. De grootste waren 70 à 80 cm. en ze kwamen zieder (zij) met een mandje in under (hun) arm. Dat waren bergratten he, ze kwamen entwaar (ergens) uit de bergen.
Beschrijving
In Stene zaten vroeger kaboutertjes die uit de bergen kwamen. Het waren kleine mannetjes - de grootste was zo'n zeventig à tachtig centimeter groot - met lange grijze baarden en rode mutsjes. Ze hadden allemaal een mandje in hun hand.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
1.2 Aardgeesten
west-vlaams (kamerlingsambacht)
34
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Stene   
Plaats van Handelen
Stene