Hoofdtekst
X Maar vroeger, de mensen zagen ook visioenen, hé.31 Dat was ook door dat licht van die ‘kèèngké’ (= olielamp).28 Vroeger zaten we altijd …31 Dat flikkerde altijd. En de ‘läöi’ verbeeldden zich dat ook.28 Vroeger zaten we altijd bij Kinne dan ’s avonds, aan Louiske van ‘Roosmer’. Maar daar liep nog ene ’s nachts. En toen was ik ook veertien, vijftien jaar en Louiske was van ‘Roosmer’ en daar liep zo’n ‘Roosmer’wegske, zo’n diepe straat in, dat ging zo af en dan weer zo op. En daar spookte het. En Louiske was in ene keer zo kwaad, hé, omdat Fai dat vertelde, Fai, né. Louis is ook van ‘Roosmer’. Die deed dat voor die jong bang te maken, wùur. En Louiske was zo giftig, omdat ze hem zo bang maakten, hé. Het was altijd maar voor de kinderen bang te maken.30 … (= onverstaanbaar) wat hoger hier.
Beschrijving
In een weggetje in Zichen-Zussen-Bolder liep een man rond, die de kinderen bang maakte.
De mensen waren soms al bang voor het geflikker van een olielamp.
De mensen waren soms al bang voor het geflikker van een olielamp.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (groot-riemst)
28C 427
Omstreeks 1919
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zichen-Zussen-Bolder   
Plaats van Handelen
Zichen-Zussen-Bolder