Hoofdtekst
2 joenge verloufde ginge ’s nachs es öt; en de jongen zei teigen het metske: "Ik moet it doen; mo as g’een biest ziet, smêt hem deize zakdoek en zegt: "schuir hem in stukke."; en as hem weg was, kam er ene weerwolf af; en het metske smeit de zakdoek; mo ze zei: "Plös hem drôd nô drod ötien", in plak van: "Schuir hem in stukke"; de weerwolf nam de zakdoek en ging weg; as de joengen e wa lôter trugkam, zag ze de drôde van de zakdoek tusse z’n tân steke.
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een verloofd paar ging 's nachts wandelen. Opeens sprak de jongen tot het meisje: "Ik moet even iets doen. Als je ondertussen een beest zou zien, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil en zeg: 'Scheur hem in stukken!' " Toen het meisje even later een weerwolf zag, gooide ze de zakdoek en zei: "Rafel deze zakdoek draad per draad uiteen!" Toen de jongen na een tijdje terugkwam, zag het meisje dat hij de vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden had.
Bron
A. Abeels, Leuven, 1965
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (sint-truiden)
673
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Jeuk