Hoofdtekst
Dwaallichte were hie in "’t Plat" ok. Ik hem da ok gezien. Ge kunt die nie pakke. Op ne vieze keer zijn ik zo eens aardig gevare. De meskes hie op ’t straat ha’n ruzie. De meskes sieren dan ne meiboom mee strikke aan alle kapelleke. Da’s hier mode. Ma nu ha’n de meskes ruzie en de joenges zegde "welle zulle ’t Lieve Vrouwke versiere". Zelle ho’n da in ’t geheim ’s avonds gedaan. Ik was toch nie mee en toen ze aan dieje ouwe stroenk groeve were er van die grimworme en die kwame dor te verschijn en da was allemaal vuur. Die manne kwame af "dor zijn wondere van God gebeurd". Ik zei " ’t zijn mowekes" (maden). En zelle ma schrik, ze ware onder de voet.
Beschrijving
Omdat de meisjes ruzie hadden, gingen de jongens 's avonds de kapel van Onze Lieve Vrouw versieren met een meiboom vol strikken. Toen de jongens bij de oude boomstronk begonnen te graven, kwamen er allemaal vurige glimwormpjes tevoorschijn. De jongens waren er van overtuigd dat God een wonder had verricht. Iemand anders vertelde hen dat de lichtjes maden waren.
Bron
M. Vankerkhoven, Leuven, 1964
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
limburgs (grensgebied kempen-hageland)
45
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Onze Lieve Vrouw   
meiboom   
Naam Locatie in Tekst
Lommel