Hoofdtekst
Kinderen betoverd.Ja, mijnheer, maar wat dat ge mij nu komt vragen dat is wat anders. Allé, veel komplimenten gaan we daar niet over maken, maar hetgeen dat ik u ga vertellen is juist, zelle, zo juist als goud. Ik zie het nog voor mijn ogen gebeuren. Ik deed dons Siska en onze Leander slapen, ze waren zo een jaar of twee, drij en die kinderen waren wreed benauwd op die avond. Eerst wist ik niet waarbij dat het kwam, maar ik had het rap weg. Door ons klein vensterken, ’t is daar nog zie, pinkte er zo een raal (raar) licht en dat ging losdoor de blaffeturen. Ik riep op onze Benoit, die kwam af en die zag dat niet, niet, geen een beetje. Buiten was er niets te zien. Allé, die kinderen in huis gebracht en ze beefden gelijk een rijs hout. Geen apprenche (geen schijn van) van hen nog te doen slapen. De nacht daarop, hetzelfde en zo acht dagen aan een stuk. Bij zover dat dat ’t onzent (bij ons thuis) geen leven meer was. Onze Benoit kwaad en wij allemaal schuw. Ge moogt gerust zijn, de kwade hand was ermee gemoeid. Die kinderen, die schaapkens, vermagerden dat ge het zaagt. Ze waren betoverd. Ik had dat al overal verteld en den enen geloofde en den anderen niet. Bij zover dat ik de raad kreeg van ons gewijde kaars te doen branden. Hewel, en vanals ik die aanstak was dat gedaan, we hebben dan negen keer den ommegang geweest naar Lede. Nu hoorde daar toch zoveel niet meer af, hé!
Beschrijving
Een moeder wist aanvankelijk niet waarom haar zoontje en dochtertje zo bang waren. Op zekere dag zag ze dat er een lichtje door een klein raampje scheen. Het licht scheen zelfs door de rolluiken heen. Het licht verscheen acht opeenvolgende dagen en de kinderen vermagerden sterk omdat ze betoverd waren. De vrouw stak een gewijde kaars aan en ondernam negen bedevaarten naar Lede. Daarna werd alles weer normaal.
Bron
P. Henderickx, Leuven, 1959
Commentaar
2.1 Heksen
oost-vlaams (tussen schelde en dender)
221
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Erpe   
Plaats van Handelen
Lede