Hoofdtekst
Mè dat was een heks - Marzjenneke - de wijver hadden gezegd van kruizer op de straat te leggen, van spieren van stro, dan kon ze doa nie over. Een heks kan doa nie over. Ze hadden het gedaan terwijl dat ze het nie zag en wei ze doa doorkwam, kon ze nie t' rover, ze moes(t) zo rondgaan. Dat was het bewijs dat het geen goei was, dat het een heks was.
Beschrijving
Om te bewijzen dat Marzjenneke een heks was, hadden de vrouwen uit het dorp kruisen van stro op de grond gelegd. Toen Marzjenneke door het dorp liep, maakte ze een grote omweg omdat ze niet over de kruisen heen kon stappen.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (tongeren en omstreken)
803
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Marzjenneke   
Naam Locatie in Tekst
Millen