Hoofdtekst
Die gaat nu nog, dat is nog 'zuur'! Zolang als de wereld bestaat moet Wandeljood wandelen.Door: 'Hoe is dat gekomen, Dilleke?'Dilleke: 'Ja, dat weet ik niet.Betje: 'Bij V. M., daar is hij thuis achter geweest.'Dilleke: Op een nacht, maar het was winter, hard gevroren en toen sneeuwde het. Die bleef thuis atlijd staan kallen met vader, wor. En toen zei hij: 'Pieterke, nu ga ik u iets vertellen. Ik heb schrik gehad en dat manneke zei niks kontrarie, maar heel achter mij na. Ik had maar bang, dat hij mij op mijn hielen trad, zei V.M., die mens van Luik. En heel oud, oud manneke, ik weet niet hoe het nog gaan kon, en toen sprak het op 't laatste. Wandeljood, het zei: 'Beste vriend, kunt ge mij niet een slokske water geven om mijn dorst te verkoelen, want ik moet gaan en gaan zolang als de wereld zal bestaan. Ik hoef geen eten, niks als een slokske schoon water. Toen zei V.M.: 'Blijf een beetje staan, dan haal ik u mijn vriend.' Wat moest ik doen om goed te doen, zei hij, wor! Daar liep een beek en ik deed mijn klompen uit, zei V.M. en daar had ik zolang op dat ijs gehouwd. Maar dat oud manneke bleef staan aan zijn kaneke (sic) en ik waste mijn klomp schoon uit in 't water als ik het ijs kapot klopte en die schepte ik halfvol water en dat gaf ik hem. Ik zeg: 'Zuiver water uit de beek en ik heb mijn klomp goed uitgewassen.' Maar die antwoordde niet, maar hij nam het aan zijn mond en hij dronk het uit. Ja, nu moet ik weer gaan, doorgaan zolang als de wereld zal bestaan.
Beschrijving
Op een nacht kwam V.M. een oud mannetje tegen, dat zei: "Beste vriend, kan je mij geen slokje water geven? Ik moet namelijk ronddwalen zolang de wereld bestaat." V.M. sloeg met zijn klomp een gat in het ijs van de beek en liet de wandelende jood drinken. "Ja, nu moet ik weer gaan," antwoordde de man, "zolang de wereld zal bestaan".
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
4. Historische sagen
midden-limburgs
g
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Wandeljood   
Naam Locatie in Tekst
Diepenbeek