Hoofdtekst
Do was een maske en die ging no ’t veld rape plukke en ze ging no ’t veld mee ne kruiwage. Ze dee da nie geere alleen en do ging niemand nie mee nie. In ’t veld zei ze "amaai zoewe alleen moete rape plukke". Ma ze vindt do een briefke en do staat op "zeg: mane wage ligt vol rape, en ha ligt vol". Na, Toor zei: mane wage ligt vol rape, en dieje wage ligt vol.Na go ze no huis en die moeier zei "zaare al terug?" En ze vertelt da geval aan die moeier en die zei "haare ga ook gezee: "in Godse name?" " "Nieje" "Ma mijn kind?" zei die moeier. Da maske loopt ne zak meel om en nog nen emmer melk en de moeier zei "ma wat is da toch?" En de pastoor hee die do moete vanaf helpe.
Beschrijving
Een meisje moest met de kruiwagen naar het veld om rapen te halen. In de grond vond het meisje een briefje waarop stond: "Mijn wagen ligt vol rapen, hij ligt vol". Zodra het meisje die woorden had uitgesproken, was de kruiwagen gevuld met rapen. Bij haar thuiskomst vertelde het meisje aan haar moeder wat ze had meegemaakt. "En heb je gezegd: 'in Gods naam'?", vroeg de moeder bezorgd. Het meisje bekende angstig dat ze dat niet had gedaan. Kort daarop liep het meisje een zak meel en een emmer melk omver. De moeder moest de pastoor laten komen om het meisje van de vreemde krachten af te helpen.
Bron
M. Vankerkhoven, Leuven, 1964
Commentaar
2.3 Toverboeken
antwerps (grensgebied kempen-hageland)
293
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Veerle 
Veerle 