Hoofdtekst
In de jaren 1800 waren der in Reningelst twee rare mensen. De ene was paster Vanalstein, ’t was een wondere man. Er was in Reningelst daar ook nog een man, zijn name was Denuwelare, die goed viole kon spelen. ’t Was een keer een groot dunderwere op gang, boven de streke en Denuwelare klom op de kerkhofmuur met zijn viole en zat daar scherlinge (schrijlings) op en ferme (duchtig) viole te spelen, te midden bleksem en dunder. Als dat onwere over was, passeerde paster Vanalstein daar en zag Denuwelare met zijn viole en zei hem: "Denuwelare, Denuwelare, ware ’t niet van mij geweest den dunder ware op je viole gevallen”! De paster zou gezeid hebben: "Zolange dat er van mijn gebeente hier in Reningelst rust, gaat er niemand van den dunder doodgeslegen worden”!
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Toen in Reningelst een hevig onweer woedde, ging een man buiten op een muur zitten om er viool te spelen. Zodra het onweer voorbij was, sprak de pastoor tot de man: "Als ik je niet had beschermd, dan zou je zeker door de bliksem zijn getroffen!" Die pastoor zou ooit eens hebben gezegd: "Zolang mijn beenderen hier in Reningelst rusten, zal er niemand door de bliksem worden geraakt".
Bron
K. Erard, Leuven, 1966
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (ieper)
22
negentiende eeuw
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ieper   
Plaats van Handelen
Reningelst