Hoofdtekst
De bokkerijders vlogen altaid deur de loch. Het was genoeg dat hune boas zaag: 'Euver heg en euver hoag, breng os ne dai plak', en in minder dan geen taid woaren ze op de plak. Nauw hoa de boas zich ne keer vergis en gezaag: 'Euver heg en deur hoag...' Het gevolg dovan was dat ze deur alle hoagen moesten kroupen. Ze kosten ter niks tegen dun en hun gezich stoent helegans vol sjrammen. 's Aanderendoags weunde (werden) ze netuurlijk deur iederein herkant en moesten de braandstoapel op.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
De bokkenrijders vlogen door de lucht nadat hun leider had gezegd: "Over heggen en hagen, breng ons naar die plaats". Op een dag had de leider zich echter vergist en gezegd: "Door heggen en hagen, breng ons naar die plaats". Daardoor kwamen de bokkenrijders zwaargewond aan op hun bestemming. Omdat ze de volgende dag door iedereen werden herkend, werden ze allemaal veroordeeld tot de brandstapel.
Bron
R. Jageneau, Leuven, 1965
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (borgloon)
116
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Opheers