Hoofdtekst
Op Herek meenden ze ook te gaan, op een wenning (= hoeve) in Herek, mè dat was nie weiter (= zoals hij) meende, hij kon nie goed gejanne (= geworden). Ze zeien dat ze zouden terugkomen, mè hij kwam nie terug. De boer zijn eigen werekvolek was bij de ben(de). Mè ze moesten om negen uren binnen. Hij had moeten en stroewmijt (= stromijt) opkruipen. Ze hadden wel gewerek, mè ze konden nie in. Toen zeiter: 'We zullen wachten en terugkomen' mè ze kwamen nie terug. Zijn twie hon(den) liepen maar altijd rond de mijt. 's Anderendaags gingen ze in, en ze vertelden het aan de boer. Toen he(ef)t die de wach(t) gehage (= gehouden), mè hij was niemee (ge)komen. Ja, doa wareter (= waren er) bij wa werekten in die wenning.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
De bende van Noë probeerde in te breken in een hoeve in Herk. De inbraak mislukte echter, omdat een stromijt de doorgang blokkeerde. De twee honden van Noë liepen de hele tijd rond de stromijt. Uiteindelijk gaven de rovers het op en besloten een andere keer terug te komen. Enkele rovers werkten bij de boer als knecht. Omdat ze wroeging kregen, vertelden de knechten de boer over de plannen van de rovers. Daarop hield de boer 's nachts de wacht. De rovers zijn echter niet meer teruggekomen.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (tongeren en omstreken)
1130
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Noë   
Naam Locatie in Tekst
Widooie   
Plaats van Handelen
Herk-de-Stad