Hoofdtekst
Der was hier één die weefde. En die getouwen stonden alzo in ‘ne put. En hij had zijn geld in die put gestoken van de voet van die getouwe. En als hij dood was - ’s nachts hé - getouwen gingen weven en weven. En leven dat dat maakte! En ze durfden niet gaan kijken want ze zeien: "’t Is de Jan die werekomt." En als ze ’s nuchtends gingen kijken was-t-er niets meer te zien. En ’s nachts were ’t zelfste, weven en doen. En zeggen ze, achter een paar maanden: "We moeten wilder dat getouw uitbreken." En ze vonden dat geld en ze droegen dat geld ook naar de paster.
Onderwerp
SINSAG 0401 - Der verborgene Schatz.   
Beschrijving
Een wever had zijn geld verborgen aan de voet van het weefgetouw dat in een put stond. Na de dood van de man begon het weefgetouw 's nachts vanzelf te weven. 's Ochtends was er niets meer te zien. Na enkele maanden vond men het geld dat onder het weefgetouw begraven lag. Men heeft dat geld naar de pastoor gebracht.
Bron
F. Van Houdenhove, Leuven, 1967
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (tussen schelde en leie)
239
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Kaster