Hoofdtekst
Up de Zwijnhoek liep er ’s navends ne grote zwarte hond, en ’t wos niemand die wiste van wien dat dien hond wos of vanwaar datne kwam, en oeje ’s avonds late up de bane wos, kwam dien hond voor joe staan met ogen die gloeiden lik kolen vier, en ge moste niet peinzen van te passeren, of anders je zat up joe, en ’t wos mi bi God nog een beeste, en ozwo kwam het dat er daar niemand meer doste passeren.
Onderwerp
SINSAG 0333 - Spuktier erschreckt Wanderer (und begleitet ihn).   
Beschrijving
Op de Zwijnhoek liep 's avonds een grote zwarte hond rond. Niemand wist waar het dier vandaan kwam. Late wandelaars zagen de hond plots met ogen als vuurkolen vóór zich staan. Uiteindelijk durfde niemand nog op die plaats te komen.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (ieper)
79
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Beselare   
Plaats van Handelen
Zwijnhoek