Hoofdtekst
X: En zo, van mensen met een ziekte, dat ze zeiden dat ze dat aangedaan werden door iemand.5: Ja.Y: Ja, door iemand. Wel kijk, mijn broer, ja, kijk, ma kan dat vertellen. Zij heeft dat meegemaakt met één van mijn broers. En hij was, hij was 17 maanden en ze moesten hem nog in luiers draaien. En hij deed niets anders als schreien.5: Wij waren altijd naar de paters (St.-Sixtusabdij, West-Vleteren) geweest ermee al. En de jongen was een beetje … ja, ik zeg: "Ik ga naar de paters ermee, hé. Hij is betoverd." Nu, je mag dat nooit zeggen, maar je bent altijd wijzer als je van de school komt dan als je er naartoe gaat. Maar met mijn hete billen, ik zeg dat zo. Zegt die pater: "Wel mevrouwtje," zegt hij, "wat denk je ervan?" En ik zeg: "Dat hij betoverd is." Maar ik mocht dat niet gezegd hebben. Nu ja.Y: Dat zijn geestelijken hé, zij geloven daarin niet, hé.5: Nee, maar ja. Nu. "Ik ga een beetje lezen (bidden).", zegt hij, "over dat kind." Maar wij waren niet geholpen, hoor. Wel nee, nee. En dat kwam zover dat ik iedere dag 35 luiers moest wassen, dat die jongen altijd… En hij at en dronk niet!Y: Je moet eens denken.5: Maar we hadden dat nog nooit gezien, maar menslief, het was Onze Heertjeskruis. Nu, en de mensen die naar de markt gingen zeiden altijd: "En dat is hier eigenlijk iets, dat mens, zij heeft zeker, zij heeft een tweeling." Ik hoorde hen dat dikwijls zeggen, de vrijdag, als…Y: Ja, je kunt eens gaan denken, al die luiers.5: … ze passeerden om naar Boeschepe te gaan. "En zij heeft een tweeling." Maar ik had geen tweeling. (onverstaanbare zin). En ik wist niet meer wat doen. Ik heb driemaal die vrouw doen komen om die jongen af te leggen, dat hij dood was. Hij was dood. Nu, de laatste keer, (onverstaanbaar), die zegt: "Ik ga komen bij het terugkeren." Dat was de derde keer. "Ik ga nog eerst eh…" Ze moest nog eerst de kleine daar ergens brengen.Y: Jaja.5: Bij Verhaeghes, George Verhaeghe. Nu ja, ik zeg ja. Nu als ze terugkeert, en die jongen, hij bewoog nog eens. Hij was niet dood. Dat was al de derde keer. En zo, metje (grootmoeder of doopmeter, hier schoonmoeder) Julie, dat was dan Remi’s vader, moeder, zij was altijd bij ons, ja, terwijl ik mijn werk deed, omdat dat altijd zo: "Eeeeeeh, eeeeeeh". Maak dat eens mee, dag en nacht.Y: Ja, dat was niet doorschreien, hoor.5: Nee. Nu, metje Julie zit daar zo te wiegen en plotseling, eh, de pastoor passeert, meneer pastoor. Hij kwam van de Abele, met een pastoor, dat ze passeerden. Ik zeg: "Metje," ik zeg, "ik ga – dat was dan mijn schoonmoeder, hé – ik ga alleszins de pastoor eens binnenroepen, eh, als hij terugkomt." Maar hij ging mee met een pater van den Abele en hij ging dan terugkeren ermee; dat was dan al te voet hé, dan. Maar ik had dat nog maar een minuut of tien gezegd, plotseling (bonst driemaal op de tafel) de kapelaan, het was net alsof hij gezonden was. Dat was dan de kapelaan van Poperinge, hoor, ik moest het dan niet vragen aan de pastoor, hé. Nu, "elk een goeie dag." Ik zeg: "Dag meneer de kapelaan." "Ik ben eens komen kijken," zegt hij, "hoe dat hier allemaal is." Wel, ik zeg: "Niet al te goed, hé, meneer de kapelaan." Ik zeg (onverstaanbaar). "Heb je een beetje wijwater?" Ik zeg: "Ja, meneer kapelaan." "Heb je dit?" "Ja." (onverstaanbare zin). "Metje Julie, jij zal ook een beetje helpen, hé." Wij moesten alledrie, alletwee lezen, en hij… Maar kijk, de druppels zweet die die man daar had op zijn voorhoofd, je hebt dat nog nooit van je leven gezien. Plotseling, dat kind begint daar zijn ogen open te trekken. Maar er kwamen daar tranen uit – er was nooit geen een traan uitgekomen – het waren lijk erwten die altijd uit zijn oogjes kwamen. En toen hij veel gelezen had, hij heeft dat kind nog eens een kruisje gegeven en … zegt hij… Ik zeg: "Dan meneer kapelaan, dag." Zegt hij: "Het zal gaan." Maar hij zei maar dat hoor. Maar ik zeg: "Ik zal nu eens kijken," tegen metje Julie, "waar hij nu zal gaan." Direkt naar huis hé, direkt weer naar de stad. ’s Anderendaags, hij passeert, en metje Julie staat daar zo, met een (onverstaanbaar) dat ze daar dikwijls stond. Zegt hij: "Juliletje," zegt hij, "hoe is het met het kind?" "Maar het heeft heel de nacht geslapen," zei ze. "Het zal gaan," zei hij, maar hij kwam niet binnen. Nu, maar in één, twee, drie, dat was een heel andere jongen, mens ja, hé. Toen hij zeventien maanden was liep hij alleen. Ja. Maar, ik heb dat nog nooit van mijn leven gezien, zulk een kind, hoe dat zo kan veranderen en hoe ze dat kunnen doen. Ja maar, en dat is … één van mijn vrienden geweest, van mijn vriendinnen.Y: Die dat gedaan heeft.5: Ja. Serieus hoor, maar ik heb haar… ik heb haar alleen maar kunnen tegemoetkomen zo. Als ik ze zag op de markt, hé, ze schuwde me altijd. Maar ze wist goed wat ze gedaan had hé. Maar mens, maar lief, maar mens.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een moeder had een zoon van zeventien maanden, die de hele tijd huilde. Omdat men geloofde dat het kind betoverd was, ging men met de jongen naar de paters van de Sint-Sixtusabdij in West-Vleteren. De paters geloofden niet in toverij, maar ze overlazen het kind toch. De jongen genas echter niet. Hij at en dronk niet, maar toch moest de moeder iedere dag wel vijfendertig luiers wassen. Tot driemaal toe liet de moeder een vrouw komen om het kind 'af te leggen', omdat ze dacht dat het dood was. Omdat het kind dan plots nog eens bewoog, wist men dat het niet dood was. Toen de schoonmoeder op een dag de pastoor en de pater van Abele had zien voorbijwandelen, besloot ze de twee geestelijken op hun terugweg eens binnen te roepen. Enkele minuten nadat de vrouw dat had gezegd, kwam de kapelaan van Poperinge op bezoek met de woorden: "Ik kom eens kijken hoe het hier gaat". De kapelaan vroeg wat wijwater en begon te bidden tot de zweetdruppels van zijn voorhoofd rolden. De vrouwen moesten ook bidden. Even later sperde het kind zijn oogjes open en rolden er tranen uit. Voorheen had het kind nooit tranen geschreid; het leken wel erwten die uit zijn oogjes kwamen. De kapelaan bleef nog een tijdje bidden en gaf het kind dan een kruisje met de woorden: "Het zal gaan". De volgende nacht sliep het kind rustig en kort daarop kon het zelfs al lopen.
De vrouw die het kind had betoverd, was een vriendin van de moeder.
De vrouw die het kind had betoverd, was een vriendin van de moeder.
Bron
M. Sohier, Leuven, 1982
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (poperinge)
5I
Broer van de informant
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Sint-Sixtusabdij (West-Vleteren)   
Sint-Sixtus (paters)   
Naam Locatie in Tekst
Poperinge   
Plaats van Handelen
Poperinge   
West-Vleteren   
Abele