Hoofdtekst
Vroeger waren daar zo wat kleuterpieën (= knutselaars) die zo wat meer konden. Ze bleven dan een hele dag in de kost bij de man die hen gevraagd had. En dan 's avonds gingen ze thuis. En toen was daar een man ook zo uit werken geweest en die moest over de hei gaan en hij had een pijpke aangedaan en zijn pijp was uitgegaan en hij had geen spikskes (= stekjes). En toen ging hij zo met zijn pijp in zijn hand en hij zag daar een lampke, een vuurke branden op de hei en hij dacht: dat is van de koejotten, die hebben daar vuur gestookt. En hij daar op aan en hij polferde daarin en hij meende aan te roken en ineens sprong daar zo een grote vuurbol uit.
Onderwerp
SINSAG 0220 - Andere Begegnungen mit dem Feuermann
  
Beschrijving
Een klusjesman wandelde 's avonds naar huis terwijl hij een pijp rookte. De pijp was echter uitgegaan en de man had geen lucifers bij zich. Plots zag de man in de verte een smeulend vuurtje. Toen hij zijn pijp aan het vuur wilde aansteken, sprong er plots een grote vuurbol omhoog.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
midden-limburgs
d
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Diepenbeek