Hoofdtekst
Dat Nolleke hebben ze hier gepakt op de wal. Daar stond hier 'ne wijde boom, en met de wei had hij zich over de wal laten stoten. Die was op 't leste helegans ingesloten, en in de Breeër hei hebben ze hem opgehangen. Want toen heeft hij nog zeven dagen moeten hangen dat ze hem allemaal goed zagen. Op 't leste is hij van de kraaien opgevreten. Het galgenstraatje ligt daar nog. Met schoolkinderen en al is hij er henen moeten gaan. Hier op 't gemeentehuis heeft hij eerst vastgezeten. En toen gong dat zo: die van Peer, van Peer was die kade, die heeft dien hele stam uitgeroeid, en die had 'nen degen, soms pakten ze ook een ijzeren speer, en daarmee wezen ze dan 'die moet er aan'. Ze hebben ook geprobeerd om hem nog te bekeren maar dat wou hij niet, hij bekeerde zich niet. 'Stampt de klink maar af', zei hij, toen hij aan de paal moest. Zeshonderd én hebben ze er toen uitgeroeid.
Beschrijving
Vroeger heeft men in Bree meer dan zeshonderd bokkenrijders ter dood veroordeeld. De drossaard van Peer wees de veroordeelden aan met zijn degen of met de drossaardroede. Nolleke van G. werd opgepakt op de wallen en wat later opgehangen op de heide van Bree. Vooraleer Nolleke werd terechtgesteld, heeft men hem nog de kans geboden om zich te bekeren. Maar Nolleke zei: "Hang me maar op!" Men heeft het lijk daarna nog zeven dagen laten hangen, zodat iedereen het goed kon zien. Uiteindelijk is het lijk voer voor de kraaien geworden.
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (bree en omstreken)
fabulaat
Wanneer de drossaardroede werd geheven, kon de executie beginnen.
Naam Overig in Tekst
Nolleke van G.   
Naam Locatie in Tekst
Bree   
Plaats van Handelen
Peer   
Bree