Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

MDREE0378_0378_2767 - Vrijer geeft zijn zakdoek aan een (zijn) meisje en verraadt zich als weerwolf op een kermis

Een sage (mondeling), 1967

Hoofdtekst

Het was keremes Rijkhoven, doa gingen twee metskes (= meisjes) de foor op. En op ene boef (= in een oogopslag) is doa ene jong met hen, een heerke, en die zei: 'zullen we wandelen gaan?' - 'Ja goed!' zei één van de metskes, en d'ander die ging weg; die dach(t): 'ich ben te veel', hein! en d'ander ging met. En op ene keer zei dat heerke: 'weet zje wa? gaat maar terug tot in de café doa, ich zal oech (= U) seffens vinden, ich moet eens pissen gaan!...' - 'Ja, maar , zei ze, ich zal oech wel wachten, gaat maar door.' - 'Ja, zeiter, mè doa is mijne tesneusdoek (= zakdoek), at oech iet lastig valt, zje smijt hem dat in ze bakkes.' Dat metske draait hem om, en het gaat terug; daobij komt doa 'woe!woe!woe!' ene grote hond af. 'Doa!' ze(g)t ze, en ze pak(t) de tesneusdoek, ze smijt hem in zij(n) bakkes en doabij was den hond weg! Hij scheurde de tesneusdoek kapot in stukken. Toen gaat ze de café in, en wat ternoa komt mich datzelefde heerke de café in en he vroeg: 'Voorwa zijt zje weggelopen? Wa he(b)t zje aan de hand gehad? Zje ziet zo lelijk uit?!' - 'Ich heb ene lelijke hond gezien, en ich heb hem de tesneusdoek in zij(n) bakkes gesmeten en hij he(ef)t hem heel in stukken gescheurd, en... het zijn zjiè gewees(t), want de vetse (= vezels) hangen nog in oer taan (= uw tanden)!'

Onderwerp

SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.    SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   

Beschrijving

Twee meisjes werden op de kermis in Rijkhoven benaderd door een jongen die hen vroeg of ze mee wilden gaan wandelen. Eén van de meisjes ging op het voorstel in, zodat haar vriendin alleen op de kermis bleef. Toen de jongen met het meisje onderweg was, sprak hij: "Ga jij maar even naar dat café. Ik moet even een boodschap doen." Daarop antwoordde het meisje: "Neen, ik zal hier wel op je wachten". De jongen gaf het meisje een zakdoek voor het geval ze zou worden aangevallen door een hond. Wat verderop kwam het meisje inderdaad een hond tegen. Het meisje gooide de zakdoek naar zijn muil en besloot dan toch maar in het café te wachten op de jongeman. Toen de jongeman het café binnenkwam, zei hij: "Wat is er met jou gebeurd? Je ziet er zo verschrikt uit!", waarop het meisje antwoordde: "Ik heb een lelijke hond gezien. Het beest heeft de zakdoek helemaal verscheurd. Jij bent het geweest, want de vezels hangen nog tussen je tanden!"

Bron

M. Dreezen, Leuven, 1967

Commentaar

1.6 Weerwolven
limburgs (tongeren en omstreken)
1015
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Millen    Millen   

Plaats van Handelen

Rijkhoven    Rijkhoven