Hoofdtekst
Ich was eens biene (= bijen) noa de Kempe(n) gaan doen, met e pjaad (= paard) en een kar. Onderweg stonden we meteen aan 't kalle (= samen praten). Opeens waaide het fel en de stein (= stenen) vlogen uit de grond op a(ch)ter mich. Ineens was doa een heel grote vrouw en ze volgde mich altijd op bekans tot hier. Ze zei niks en opeens was ze weg.
Beschrijving
Een man ging met paard en kar bijen naar de Kempen brengen. Onderweg vlogen er achter de kar plots stenen in de lucht: de man werd gevolgd door een reuzin van een vrouw. Na een tijdje was de reuzin weer weg.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.2 Aardgeesten
limburgs (tongeren en omstreken)
42
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Membruggen   
Plaats van Handelen
Kempen