Hoofdtekst
49 Ik heb daar nog een verhaalke in m’n boek staan. Die ‘vrékde’ (= verging) van de angst, die mens! En hij had dan bij ‘läöi’ gezeten en daar hadden ze ook weer zitten te ‘kalle’ en alles en toen ging hij ‘jòuet’ (= naar huis) met een vloeren broek (aan). Pa heeft me dat altijd verteld. En: "Pak, pak, pak." Die broek die schuurde en dat was elke keer juist alsof (iemand zei:) "Pakkem, pakkem, pakkem!" En toen begon hij te luisteren en hoe meer dat hij ernaar luisterde (hoe banger hij werd). En toen ging hij rapper: "Pakkem, pakkem, pakkem!" [sneller gesproken] En toen kwam hij aan de deur en hij houwt de deur toe! Zat z’n jas ertussen. Hij heeft z’n jas uitgedaan en heeft hem laten hangen! Dat waren zo van die dingen. Maar die ‘läöi’ waren stijf van de angst. Je kunt je dat nu toch niet meer inbeelden.
Beschrijving
Een man die met een fluwelen broek naar huis liep, hoorde onderweg de hele tijd: "Pakkem! Pakkem! Pakkem!" Omdat de man bang was, liep hij steeds sneller. Hoe sneller de man liep, hoe sneller de vreemde geluiden elkaar opvolgden. De man liep snel naar binnen en sloot in paniek de deur, waardoor zijn jas tussen de deur bleef hangen.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
limburgs (groot-riemst)
49AA 873
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Vroenhoven