Hoofdtekst
’t Stond daar ’n huzeke leeg, en den eigenare wilde d’er zelve niet in weunen. ’t Wos betoverd, zeien ze. "Durf je d’erin weunen?" zei de baas, "ge meugt het hèn voor entwodde van niet." "Wel, ba ja, ‘k zit olgelik (toch) in ’t droge en up mijn gemak", zei Stafke Akkou, want ’t had hem wok een grote bende jongens. Maar up nen avond hoorde ‘k hem lik wrijven up de voordeure; je ging gaan horten, maar ’t wos niemandalle te horen en binst dat hij horte aan de voordeure begost het aan d’achterdeure, en ton aan de voutedeure en overal rond. En up nen avond van oe Stafke Akkou kolen ging gaan halen, hoorde ’t olmettekeer een grote buus (bons), ’t wos lik een bomme die ontplofte, en van ton voort hèd ie dat nooit meer gehoord.
Onderwerp
SINSAG 0478 - Andere Erlebnisse; unbeschreibbare Spukerscheinungen.   
Beschrijving
In Beselare stond een huis leeg. De eigenaar durfde zelf niet in het huis te gaan wonen omdat het er spookte. Op een dag mocht een man tegen een zacht prijsje zijn intrek nemen in het huis. Op een avond hoorde die man een gewrijf bij de voordeur. Toen hij ging kijken, was het geluid bij de achterdeur te horen en even later hoorde de man het overal. Op zekere avond ging de man kolen halen. Hij hoorde plots een luide bons. Daarna heeft hij die bons echter nooit meer gehoord.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (ieper)
145
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Beselare   
Plaats van Handelen
Beselare