Hoofdtekst
Maurits Rogiers had een kotje nevens zijn huis. O ze daar een beeste instaken, lag het ’s nuchtens dood. Ze peisden dat er een straffe of n’een vloek ip da kotje lag. Ze zochten vanwaar dat dien vloek koste komen. Vroeger weunden d’r daar Aneca’s. En in da kotje lieten ze alle soorten rondlopers en leurders slapen. Vreemde mannen en vrouwen sliepen d’r daar tegare (samen). Waarschijnlijk komt diene vloek daarvan.
Beschrijving
Naast een boerderij in Ruddervoorde stond een hok. Als men in dat hok een dier had gezet, dan lag het 's ochtends dood. Daarom geloofde men dat dat hok was vervloekt. Waarschijnlijk kwam de vloek van de landlopers en leurders die in het hok hadden geslapen.
Bron
P. Vandewalle, Leuven, 1968
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (o van houtland)
241
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ruddervoorde   
Plaats van Handelen
Ruddervoorde