Hoofdtekst
Een keer hadden we wederom geklapt over de Lange Mele. Het deed erom: ’t was ieder keer bij zulke gelegenheid dat er iets gebeurde. ’t Gaat gelijk in ’t spreekwoord: als ge van de duivel spreekt, ziet ge zijn staart.Ik was aan ’t werken in ’t schotelhuis. Al met ne keer zie ik te midden de vloer een grote groene puit. Ik zeg: “Die moet ik hebben!” Ik had juist mijn kloefen aan, en ik tert zo hard ik kan op de puit. En dat weet ik zeker: ik had hem. Ik had zelfs het gesmeier gevoeld onder mijn kloef… Maar dan hef ik mijn voet op, en de puit was verdwenen. Ik zoek heel ’t schotelhuis af; in alle hoekjes en kantjes, geen puit te vinden. Langs ’t muizegat kon hij niet gevlucht zijn, want het was gestopt met embalage(papier). Was dat een gewone puit geweest, ik had hem toch moeten vinden. En ’t kurieuste van al: later heb ik Mele zien passeren. Ze liep dobbel-’t hoop, gelijk iemand die zeer heeft in zijn rug. Ze wist voorzeker wel daarvan.
Onderwerp
SINSAG 0640 - Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
  
Beschrijving
Een vrouw die aan het werk was in het schotelhuis, plots een grote kikker op de grond. De vrouw stampte met haar klomp op de kikker en vermorzelde het dier. Toen de vrouw haar voet optilde, was de kikker echter spoorloos verdwenen. De vrouw kon de kikker nergens meer vinden. Een tijdje later zag ze een heks uit de buurt voorbijkomen. Ze liep helemaal krom alsof ze pijn had aan haar rug.
Bron
M.-P. Kesteleyn, Leuven, 1964
Commentaar
2.1 Heksen
oost-vlaams (vlaamse ardennen)
332
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Ronse