Hoofdtekst
Op ’t Vlèruskot ’t heeft daar nog een toverare knecht geweest. En as ’t vrouwvolk naar de kermisse wilde, je (hij) was altijd bedienstig maar as ‘t was voor naar de messe te gaan, je (hij) maakte dat ze niet weg en kosten, ze gerochten (geraakten) nooit weg ! En ze waren gezeid van de paster van Leffinge van hem pap met look te geven.“Pap met look, zeiten,Vlèrus vertrekten ’t geluk ook.”De paster had die look gewijd. En je (hij) wierd verwenst van de boerinne naar ’t voorste einde van d’hofstee. Alle jaren magten een tumelet (buiteling) van een luis nazen (naderen).
Beschrijving
Op het Vlèruskot werkte een knecht die kon toveren. Als de vrouwen naar de kermis wilden gaan, dan hielp de knecht altijd met het werk. Als ze echter naar de mis moesten, dan zorgde de knecht ervoor dat het werk niet klaar geraakte. De pastoor raadde de boerin aan om de knecht pap met look voor te schotelen. Toen ze dat had gedaan, sprak de knecht: "Pap met look, Vlèrus vertrekt en het geluk ook". De boerin heeft de knecht verbannen naar het verste punt van het erf. Ieder jaar mag Vlèrus een buiteling van een luis dichterbij komen.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (kamerlingsambacht)
81
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Vlèrus   
Vlèruskot   
Naam Locatie in Tekst
Leffinge