Hoofdtekst
‘k Had ik kennis met m’n vent en me wangelden (wandelden) wieder (wij) ’s avonds langs den hof (park in Oostende), daar aan de poorte van ’t College. In ene keer me (we) zien wieder (wij) daar een geheel wit ding. Gelijk een gedaante. En me moeder had me altijd geleerd as je een geeste of etwa (iets) ziet, je moet ton (dan) je (uw) twee vuisten rechte vooruit steken, met je (uw) duims naar binnen. ‘k Deden ik dat en op slag je was weg en m’hebben hem niet meer gezien. Maar je was achter gekomen tot aan de St. Sebastiaanstrate.
Onderwerp
SINSAG 0477 - Begegnung mit Geistern.   
Beschrijving
Twee verliefden die 's avonds langs een park in Oostende wandelden, zagen een witte gedaante verschijnen. Het meisje had altijd van haar moeder geleerd dat ze bij het zien van een geest haar twee handen vooruit moest steken met haar duimen in haar vuisten. Toen het meisje dat deed, verdween de geest onmiddellijk.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (kamerlingsambacht)
135
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Oostende   
Plaats van Handelen
Oostende