Hoofdtekst
I -Heeft dat een pater geweest die uw (onverstaanbaar) genezen heeft?M -Drie vrouwen die van Brussel gekomen waren. Omdat dat helptegen (hielp) niet meer hetgeen dat de pastoor van mijn gemeente in mijn huis weest doen ôt (had) en hij zei tegen mij : “Zie, Marie, dat gaat gebeuren dat dat zal gedaan zijn, maar mijn macht dat ik heb, is te klein voor het kwaad op mij te pakken.” dat zei hij, “Maar daarvoor, waar ik van u, ik zou een keer naar Gent gaan.” En heel dat huis dat stond vol met heiligen, allemaal, allemaal heiligen, allemaal heiligen dat ge kon peinzen en ‘t was ermee gedaan thuns (dan). Ik weet het al niet meer.I -En ôn (hadden) die vrouwen u dat gezegd dat ge een stuk brood op uw zulle moest leggen, gewijd brood?M -Nee ze (hoor), dat was iets dat de pastoor gewijd ôt (had), wel, en de pastoor zei tegen mij, hij was bij mij gekomen, ik was erbij gegaan en ik ôt (had) gezegd: “Mijnheer de pastoor, ge moet komen aflezen, het kwaad aflezen” en hij deed azo zijn witte kazuifel aan en hij zei : “Marie,” zei hij, “ik peins dat dat al te ver gekomen is” zegt hij, maar het was heel zeker al mijn zesde of mijn zevende geit die met horens die ik had binst de oorlog (dit laatste stukje zin was niet goed verstaanbaar).I -En ze was ziek of zo?M -Allemaal sterven. En hij zei : “Maar het zal heel zeker, mijn macht zal te klein zijn” zei hij, en we zijn wij thuns (dan) naar Gent gegaan, die vrouwen, ik en mijn dochter hebben (sic) naar Gent gegaan. En we deden dat geval uiteen hé, helemaal, ik kon dat toen nog een beetje beter of nu en ik zeg en ze zijn zij zelf gekomen en ‘t was hij veel thuns (dan) verbeterd.I -Ja, en wat hebben ze dan gedaan? Gewoon afgelezen of?M -Wel, wijwater meegegeven, ik moest een hele aker (emmer) water pompen en dat is gewijd en thuns (dan) een kilo zout of twee kopen en dat is gezegend en in alle hoeken van mijn huis moest ik alle morgens rondgaan en in alle hoeken wat zout werpen en ‘t halvent van mijn vloer een kruis maken, dat moest ik negen dagen lang doen en als ik dat gedaan ôt (had), en goed mijn dingen onderhouden en een noveeen voor de Heilige Hubertus, want dat was de bijzonderste.I -Ja, die was de belangrijkste voor wat? Voor dat kwaad af te lezen?M -Voor dat sterven. Voor dat kwaad ja. En negen dagen lang alle dagen opstaan ‘s nachts voor een noveen te doen, voor de Heilige Hubertus, de Heilige Rochus, ik ôt (had) er vier, er waren vier beeldjes en ik ôt er vier en dat is thuns (dan) uitgeleend en de ene heeft ze al weergebracht en de andere heeft ze dan niet meer weergebracht, ge weet hoe dat dat thuns (dan) gaat hé, ja. En ‘t heeft hij thuns gedaan geweest jong, we hebben wij niet, niet meer tegengekomen, ja. Maar ik zeg nog wij ôn (hadden) veel geld aan gehangen ze (hoor) binst de oorlog, als de beesten zo duur waren en altijd allemaal maar creveren hé en altijd allemaal ziek worden en altijd alle dagen de paardenmeester en de paardenmeester zei : “Marie,” zegt hij, “ik kan daar niets aan doen” zegt hij, “Ge moet verder gaan bij die die machtiger zijn als ik” zei hij, “En thuns zult ge geholpen worden”, ja.I -En thuns (dan) met dat zout heeft dat ...M -En thuns was het gedaan, met dat allemaal te doen hetgeen dat ik daar zeg, thuns (toen) was het gedaan. Maar dat heeft een hele tijd geduurd ze (hoor)!I -Hebt ge veel geiten verloren zo?M -Mh?I -Hebt ge veel geiten die gestorven zijn zo? Hoeveel geiten zijn er zo doodgegaan achtereen?M -Nee, nee, niets niet meer.I -Daarna niet meer?M -Dat was gedaan, dat kwaad was buiten en dat was gedaan en dat was afgelopen, ja.I -Ja, en denkt ge dat dat ook van een heks was of zo die dat bespookte?M -Ah, ook van een vrouw die zo was, een toverheks dat ze zeggen, al is het vandaag heilige dinsdag. Maar anders, verder, kan ik u daar niet veel van zeggen, mijn kind. Die vrouw is al lang al dood en de opvolgers zijn ook al dood. Ja, en azo, als gij alle dagen zo een beetje opraapt, maar meer zullen er u niet veel meer kunnen van zeggen hé, nee, nee.I -Nee, ik moet bij veel mensen gaan zo om nog hier en daar iets te vinden, maar veel ...M -Oh, ge zult niet veel meer vinden. En hetgeen dat ik dat kon van mijn eigen volk, dat ik dat zelf tegengekomen was, anders kon ik u dat ook niet zeggen, ik kon ik ook zeggen van de heksen, hoe heet ze die die in de boom gevlogen was? (onze informante doelt op de sage van het duivelsvoetstap, maar omdat zij over “een heks” sprak en niet over “de duivel”, hadden wij niet door wat zij bedoelde.)
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Op een boerderij waar alle geiten stierven, liet men op aanraden van de pastoor de paters van Gent komen. De pastoor beweerde namelijk dat hij niet genoeg macht had om zulk kwaad te verdrijven. Bij de paters kocht de vrouw twee kilo gewijd zout en ze liet ook een emmer water wijden. Negen dagen lang moest ze alle plaatsen met dat zout bestrooien en met het water besprenkelen. Ze moest ook een noveen voor de Heilige Hubertus, de Heilige Rochus en nog twee andere heiligen doen. Daarna zijn op die boerderij geen dieren meer gestorven. De mensen waren het slachtoffer geworden van een toverheks.
Bron
C. De Winne, Leuven, 1999
Commentaar
2.1 Heksen
oost-vlaams (groot-zottegem)
M7
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Heilige Hubertus
Hubertus (Heilige)
Heilige Rochus
Rochus (Heilige
Hubertus (Heilige)
Heilige Rochus
Rochus (Heilige
paters van Gent   
Gent (paters van)   
Naam Locatie in Tekst
Herzele   
Plaats van Handelen
Gent