Hoofdtekst
Ernest Montmorency, die vent z’n voorouders waren uit Frankrijk gekomen. Dat waren toen edelen. Een bizonder type van mensen was dat. Je ging hij gaan peuren (= paling vissen), en z’n wuf ging werken. Je leefde gelijk God in Frankrijk. Dat was een geheel ander ras. Echt een fijne vent. En Ernest vertelde as ‘ten (= als hij) vrijde met Stephanie, ze woonde zij op de 7 hoofdzonden, een boerderij. En ze gingen over ’t Leitjebrugge naar huis en as ze daar kwamen, mamedek (=almeteens) hoorten (= hoort hij) een waterduivel met een keten aan z’n nekke - en je rinkelde achter de grond. Ze liepen elk aan een kant weg. Je sprong in ’t water en riep:”Ik heb je gehad, ‘k hèb je gehad.” En dat gaf zo’n plomp he. En dat ze weg waren wèj (= hoor). En je (= hij) geloofde aan niks en ging naar kerke noch kluis - met de bolle begraven he - maar daaraan geloofde hij wèj (= hoor)! Ja!
Beschrijving
Een jongen die samen met zijn vriendin over een bruggetje naar huis wandelde, hoorde plots een waterduivel die een ketting rond zijn nek over de grond sleurde. De twee verliefden liepen weg, waarna de waterduivel in het water sprong en riep: "Ik heb je gehad, ik heb je gehad!" De jongen vreesde God noch gebod, maar voor de waterduivel was hij doodsbang.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
1.1 Watergeesten
west-vlaams (kamerlingsambacht)
1
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Leffinge