Hoofdtekst
Te Middelkerke toe Fluppe Sielens’ moeder, ook hoveniers wèj (hoor). En z’hadden een meissen (meid) gehuurd en dat was ton (dan) de mode van een heerd inplekke van stoven (kachels), met hout, en alle keren dat dat meissen die moor (ketel) aan de keten hing, die moor ging de kave (schouw) in en weg en de duinen in en d’andere vonden hem nooit, maar as ze zij ging, ze vond hem altijd zelve were. Ze deed nog geen kwaad de deze, maar z’hadde toch ook de macht. En ze zijn ton (dan) naar Menere Paster gegaan en dat gezeid dat ze dat tegenkwamen met die moor en je (hij) zei dat ze moesten dat meissen wegzenden, dat ze dat niet meer gingen tegenkomen. En dat heeft azo geweest, ’t was gedaan.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een man uit Middelkerke had een meid die vreemde dingen deed. Telkens wanneer de meid de stoomketel boven het vuur hing, verdween de ketel langs de schoorsteen in de duinen. Niemand kon de ketel nog terugvinden, behalve de meid zelf. Op aanraden van de pastoor heeft die boer zijn meid weggestuurd.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (kamerlingsambacht)
198
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Westende   
Plaats van Handelen
Middelkerke