Hoofdtekst
Niet verre van ’t uzent weunde er in ne kafé ’n hekse, en ’t waren vele mensen die daar niet dorsten gaan van benauwdigheid, maar ik had daar geen benauwd van, min vader had gezeid: laat olsan olles gerust en ge gaat wok gerust gelaten zin. Maar aan die kafé daar, ’t krioelde daar aan de deure van de beesten dikkens, den enen keer waren dadde katten, ton ne keer honden, nen andere keer schapen of ratten, maar ’t wos daar dikkens entwodde te zeggen.
Onderwerp
SINSAG 0608 - Andere Begegnungen mit Hexentieren.
  
Beschrijving
Bij een café waar een heks woonde, krioelde het altijd van de dieren. De ene keer waren het katten, de andere keer honden, schapen of ratten.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (ieper)
256
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Mesen