Hoofdtekst
- Of dat ze geen boter meer konden karnen.- Ah, ja, ja, ja,ja, als je een beetje helpt. Dat ze geen boter konden karnen, né, de spoken waren daar geweest. Of als er een koe entwaar niet goed was, ’t was gedaan van een vreemd mens. En, en ja, een die kon toveren of zoiets né. Maar die spoken dat bestond veel wê. Dat bestond veel, maar ’t bestond niet, zie je’t. Er moest maar een rat entwaar op de zolder zitten en wat leven houden, "hoor", zeien ze, "’t zit daar iets te spoken op de zolder." En in de koeien, van de koestal, dat was ook ’t zelfde né. Als ze entwaar geen boter konden karnen, dat scheelde ook aan de een of de andere mens, zie je’t, die dat deed. Maar, ’t was omdat ze geen eten genoeg hadden misschien. Ja, als ze geen boter konden karnen, ’t scheelde altijd aan ’t een of ’t ander van toverij. Zie je’t.
Beschrijving
Als men geen boter kon karnen, geloofde men dat het spookte op de boerderij. Als er een koe ziek was, dacht men dat het dier betoverd was. In werkelijkheid werden veel problemen veroorzaakt doordat de dieren te weinig eten kregen.
Bron
F. Ramon, Leuven, 1975
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (ieper)
4
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Beselare