Hoofdtekst
’t Was hier vroeger een komies die ook koste toveren. As de mensen naar huis gingen ze zagen al gelijk duiveltjes voor under (zich), rode ventjes. En dat danste en dat sprong en dat was ton (dan) al met een keer weg. Dat was dikkels (dikwijls) dat de mensen ze geroepen hadden as ze te vele werk hadden en ze wisten ton (dan) niet wat der mee te doen. Dat waren de roodkapjes, wel 1000 mannetjes te gelijk (samen) die achter werk kwamen vragen. En de mensen wisten ton niet meer wadde (wat) doen. Ze dansten voor de vensters voor werk te hebben. ’t Was hier ton een die daar eindelijk etwat (iets) op gevonden had. Je moeste zout in ’t water smijten, en ze werkten daar ton aan, en ze kosten dat niet were vinden he en azo bleven ze van de reste af.
Beschrijving
In Middelkerke had een tovenaar ervoor gezorgd dat de mensen kleine rode mannetjes konden oproepen wanneer ze teveel werk hadden. De duiveltjes dansten rond en vroegen steeds naar werk, zelfs als de mensen geen werk meer hadden om hen te geven. Uiteindelijk had iemand een oplossing gevonden voor het probleem. Men moest zout in het water doen en de duiveltjes de opdracht geven om alle korrels eruit te halen.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (kamerlingsambacht)
33
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Middelkerke 
Middelkerke 
Plaats van Handelen
Middelkerke
Middelkerke