Hoofdtekst
Ik heb 'ne nonk g'had. Pier-Jentje heette die. En die vertelde: hij kwam eens van Kinroy van de kermis af en ineens zag hij een licht, dat wipte daar zo maar, dat wipte daar zo maar. Maar toen het bij hem kwam, bleef het staan en, toen aan 't schudden en aan 't branden en aan 't schreeuwen. Mijne nonk gooide zich neven de weg en dat licht gong den helen dijk na. Omstreeks twaalf uur was dat gebeurd, en 's anderendaags 's morgens hoorde hij nog altijd hetzelfde kèèken. Toen kwam er een klein lichtje tot op een tree of drie van hem af en daar stond het te schudden. Mijne nonk wist ook niet recht wat hij zag. Dat moet 'ne vuursjoufert geweest zijn.
Onderwerp
SINSAG 0220 - Andere Begegnungen mit dem Feuermann
  
Beschrijving
Toen Pier-Jentje omstreeks middernacht terugkwam van de kermis in Kinrooi, zag hij plots een vreemd licht dat op een neer bewoog. De lichtverschijning kwam steeds dichterbij en begon te schreeuwen. Pier-Jentje liep zo snel hij kon naar huis.
's Ochtends zag hij het licht echter nog steeds. Het moet de vuurman geweest zijn.
's Ochtends zag hij het licht echter nog steeds. Het moet de vuurman geweest zijn.
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
limburgs (bree en omstreken)
Oom van de informant
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Pier-Jentje   
Naam Locatie in Tekst
Neeroeteren   
Plaats van Handelen
Kinrooi