Hoofdtekst
De schaper wachtte de schapen. J’aa ze boek loaten liggen. De koeier was do begun in te lezen. ’t Hof zaat vul duveltjes, ol roa mutsjes, gon me zeggen. De menschen liepen achter de schaper. Je las in ze boek voe ze werk te doen geven. Je smeet naalden in d’hoetvumme (houtmijt). Mo z’aan nie ol een en ze gieng nie weg. Ton gooten zoetemelk en kerremelk (karnemelk) t’hope. En da kosten ze nie scheen, en azo gieng ze weg.
Onderwerp
SINSAG 0751 - Der Zauberlehrling.   
Beschrijving
Een Duitse schaper die zijn schapen aan het hoeden was, had zijn toverboek op de boerderij laten liggen. Tijdens de afwezigheid van de schaapherder begon de koewachter stiekem in het boek te lezen. Even later zat de boerderij vol duiveltjes met rode mutsjes. De mensen gingen snel de Duitse schaper halen om de zaak op te lossen. De schaapherder gooide naalden in een houtmijt. De duiveltjes hadden echter niet allemaal een speld en gingen niet weg. Daarop goot de schaapherder karnemelk bij zoete melk. Omdat de duiveltjes die twee melksoorten niet konden scheiden, gingen ze weg.
Bron
M.-R. Nijsters, Leuven, 1969
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (nw van houtland)
49.7
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Duitse schaper   
Naam Locatie in Tekst
Gistel