Hoofdtekst
Ip d’hofstee van Verresens deien ze den oest of. ’t Was toch zo heet. ’t Passeerde daar entwiene die zei: "Legt ulder nere. Maar ’t en mag geen enent ipkijken. Die ipkijkt, zijn reken gaan bluven liggen." Ze leien ulder plat. Maar ’t was enent die loerde. ’t Waren ol mannekes mee roô mutsen die an ’t binden waren. Maar zijn reken bleven liggen. Ze mosten ip ’t hof zere twee zakken lijnzaad halen en in de pit smijten, voor iederne duvel enent. Ze moste de duvels werk geven, want z’en hân geen werk genoeg g’had.
Beschrijving
Op een boerderij in Ledegem moest men bij heet weer de oogst binnenhalen. Een voorbijgangers sprak tot de knechten: "Ga op de grond liggen zonder te kijken. Wie toch kijkt, zal zijn werk achteraf zelf moeten doen". De knechten deed wat hen gevraagd was, maar één nieuwsgierige man keek toch. Hij zag allemaal mannetjes met rode mutsjes die de oogst bijeenbonden. Even later was al het werk gedaan, behalve het deel van de man die had gekeken.
Daarna moest men twee zakken lijnzaad halen en die in de put gooien. Iedere duivel moest de korrels uit één zak uit de put halen. Men moest de duivels werk geven, want ze hadden nog niet genoeg werk gehad.
Daarna moest men twee zakken lijnzaad halen en die in de put gooien. Iedere duivel moest de korrels uit één zak uit de put halen. Men moest de duivels werk geven, want ze hadden nog niet genoeg werk gehad.
Bron
G. Speecke, Leuven, 1959
Commentaar
1.2 Aardgeesten
west-vlaams (menen en omstreken)
7
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ledegem   
Plaats van Handelen
Ledegem