Hoofdtekst
Er roeleerde (dwaalde rond) roend ’t kerkhof oltied nen kleuterhoend met een keten. ’t Was ne vint die verwinst was in nen hoend. Van de huzekes een bitje over ’t kloeoster hier, lei ne oltied zien voeorpoeoten ip de veisterbank en keek in de ruten. De mensen hiengen doarom een blauwe skorte voeor de veister.
Beschrijving
Rond het kerkhof liep altijd een hond met een ketting. Die hond was in werkelijkheid een man die verwenst was. De mensen die in de huizen bij het kerkhof woonden, hingen altijd een blauwe schort vóór het raam omdat de hond altijd zijn voorpoten op de vensterbank zette.
Bron
R. Callens, Leuven, 1968
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (tielt en izegem)
121
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Tielt