Hoofdtekst
I Wat mijn ‘grotema’ wel vertelde was van de kwade hand of de zwarte hand.22 De rode haan van Hees.I Dat weet ik niet. De kwade hand.22 Ah ja, de kwade hand. "Die is geraakt van de kwade hand," dat zeiden ze ook vroeger. Maar dat was als je nu ergens iets … ja, als je ergens een ongelukske gehad had of ergens iets, dan was je geraakt van de kwade hand, zeiden ze dan.I Of ik heb al gelezen dat een kindje van de kwade hand geraakt was en dan zag je in het kussen van het kindje zo’n hand of zo een ring.22 Vroeger zeiden ze van de kinderen, dan hadden die de ‘fieflèn’ hé. Dan gingen ze naar Vlijtingen, dat was het wijf van de ‘Booi’ (= veldwachter), Nèl van de Booi. En dan gingen ze daarheen en dan ja, dat was de ‘fieflèn’ en dan nam die een ‘piering’ (= worm) en die bond dat daar op en windelde dat in. En als de ‘piering’ kapot was - twee, drie dagen daarna was die kapot, hé - en dan was het kind genezen. Vraag dat maar eens aan je grootma, van Nèl van de Booi, daar gingen ze heen.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Als iemand ongeluk had, vertelde de mensen dat die persoon door de kwade hand was geraakt.
Als de kinderen 'fieflèn' (?) hadden, dan nam men hen mee naar Vlijtingen, waar een regenworm rond de hand van het kind werd gebonden. Zodra de worm twee of drie dagen later verdroogd was, werd het kind weer gezond.
Als de kinderen 'fieflèn' (?) hadden, dan nam men hen mee naar Vlijtingen, waar een regenworm rond de hand van het kind werd gebonden. Zodra de worm twee of drie dagen later verdroogd was, werd het kind weer gezond.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (groot-riemst)
22N 361
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Riemst   
Plaats van Handelen
Vlijtingen