Hoofdtekst
11D En wij speelden ergens, daar aan Orleanstoren, de weg van de Braekepoort naar Orleanstoren. En daar woonde ook een oude weduwe, dat heb ik in mijn boek geschreven, die wij gingen treiteren. En dan gingen wij een speld in het raamkozijn steken en dan daar een draad aan en dan daar aan trekken. En dat was ook een heks, wij woonden daar maar een paar honderd meter vanaf, maar ik heb daar nooit… Bij de kinderen, bij de kinderen was dat een heks. Die weduwe, want haar man was vroeg gestorven, dat was een koolmijner, en dan alleen achtergebleven en dat was een heks. In de tijd waren er zo mensen die een donker, donker vel hadden. Nu loopt het er vol mee, maar in de tijd had je zo enkelingen die een donker vel hadden. Dat waren dan, in de fond waren dat nog afstammelingen van de Italianen die hier ooit gelegen hebben. Aarschot is ooit bezet geweest door de Spaanse troepen, maar die Spaanse troepen waren Italiaanse huurlingen. Die hadden geen vrouw, en die gingen dus op jacht naar vrouwelijk schoon. En dan viel er somtijds, of werd er somtijds een beetje fors gezet. En dan waren er die zo een donker vel hebben. Je hebt dat hier in Aarschot, je hebt dat in Scherpenheuvel en je hebt dat in Zichem. Dat is allemaal belegerd geweest door de Italianen, allé, door de Italiaanse compagnie. En die mensen die zo een donker opzicht hadden, een bruin vel, die werden gemakkelijk aanzien, ah ja, die werden gemakkelijk aanzien voor heks. En die vrouw ja, dat was een zuiders type. En dat was ook een heks, dat was ook een heks. Ik heb er met mijn moeder nooit over gepraat, maar ja, dat was ook een beetje psychologisch. Want als ik erover praatte, dan moest ik mijn kattenkwaad bekennen ook, dat treiteren. Als ik dat tegen mijn moeder zou gezegd hebben, dan zou ik daar nooit meer in de buurt hebben mogen komen. En dus van thuis uit heb ik nooit erover gehoord, maar tussen de kinderen onderling. Want de kinderen spelen buiten, je hebt daar een plein, daar speelden wij toen. En we moesten maar honderd meter omhoog gaan en dan waren we aan de heks. En als het donker begon te worden, als het donker werd, dan moesten we binnenkomen. Maar als het zo begon te schemeren, dan gingen wij met een kaarsje langs die haar venster. En als die dan kwaad was, ah, dan was het zeker een heks. Ah ja, want die was kwaad en die tierde en dan was dat een heks.x Daar kan ik inkomen.11D Bij de kinderen toch. Maar zo in ’t stad. Ik heb daar wel van gehoord, van: daar zouden heksen gewoond hebben. Maar daar kan ik niks van specificeren.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Bij een toren woonde een oude weduwe van wie de kinderen geloofden dat ze een heks was. De kinderen gingen daar vaak spelden in de raamkozijnen steken, waaraan ze een draad bevestigden. Aan die draad trokken ze dan. Soms gingen ze 's avonds ook met een kaarsje voorbij het huis van de weduwe. Als de weduwe kwaad werd, was dat zeker een teken dat ze een heks was. In Aarschot, Scherpenheuvel en Zichem hadden sommige mensen een hele donkere huid omdat ze afstammelingen waren van Italianen die de streek hadden belegerd. Vrouwen met zo'n donkere huid werden vaak verdacht van hekserij.
Bron
T. Bergen, Leuven, 2003
Commentaar
2.1 Heksen
vlaams-brabants (groot-aarschot)
11D
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Italiaan   
Naam Locatie in Tekst
Aarschot   
Plaats van Handelen
Aarschot   
Zichem   
Scherpenheuvel