Hoofdtekst
Dien kapelaan die krepelde in Proven, zijn brevier was weg, hij peisde dat het gepakt was en hij hadde ’t al gezeid op den preekstoel, en hij zei: “Die ’t niet weregeeft, gaat verdrogen lijk een stok hout”. Jamaar ’t was niemand die dat werebrachte en ’t en uitkomen (in de lente) de boomgaard van de kapelaan stoeg in bloeie en ’t was daar een boom die niet groene stond. En hij keek en zijn brevier lag daar in de broek van de boom.
Beschrijving
Een kapelaan die zijn brevier kwijt was, predikte dat de persoon die zijn brevier had weggenomen, zou verdrogen zoals een stuk hout. Niemand kwam echter de brevier terugbrengen. Na een tijdje stelde de geestelijke vast dat één boom uit zijn boomgaard helemaal verdroogd was; zijn brevier lag tussen de takken.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (franse grens)
454
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Haringe