Hoofdtekst
De groendeloze pit e bestao nu nie mi. De kasteelhere gieng nor huus in ze koetse “Me Gods wille” zei de kartong “me zien an ’t hof ter Hille”. “Me Gods wille of nie” zei de kasteelhere “me moen der kom”. ’t Kwaamn dao ton 2 hoens of, en ze beten de strenge deure. De koetse zakte weg. De voerman is kun vluchten, je zat ie van voren op de bok.
Onderwerp
SINSAG 0980 - Der Glockenpfuhl.   
Beschrijving
Een knecht bracht met de paardenkar een kasteelheer thuis. Toen onderweg een hevig onweer losbarstte, sprak de knecht tot de kasteelheer: "Met Gods wil zullen we wel thuis geraken". Daarop zei de kasteelheer: "Met Gods wil of niet, we moeten er geraken!" Even later kwamen er twee honden aangelopen, die de touwen van de paarden stukbeten. De koets zakte weg in de grond en de knecht was gered.
Bron
S. Van Bael - Lehouck, Leuven, 1969
Commentaar
4. Historische sagen
west-vlaams (bachten de kupe)
800
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Oostduinkerke