Hoofdtekst
Daar was een magd en die zei tegen haar jongen: "Als ge ’s nachts iets tegenkomt, dan gooit ge hem mijn maalslap maar toe en op nen avond springt daar ne weerwolf op hem af en hij gooit met die maalslap en toen ’s anderendaags ’s morgens stond hij heel vroeg op en hij naar zijn meiske en die had nog de rooi vetsels van haar maalslap tussen haar tanden.Dat was ne weerwolf.
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een meisje sprak tot haar vriend: "Als je 's nachts één of ander beest zou tegenkomen, gooi dan mijn zakdoek naar het dier". Toen de jongen op een avond een weerwolf tegenkwam, deed hij wat hem was aangeraden. De volgende ochtend zag de jongen dat zijn vriendin de rode vezels van de zakdoek nog tussen haar tanden had.
Bron
A. Princen, Leuven, 1965
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tussen hasselt en beringen)
550
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Kuringen