Hoofdtekst
Bij Nollekes was e jöngske knech(t). 's Moreges verteldeter (= vertelde hij) - 'ich kan nie slapen 's nach(t)s, ich ben heel dood gemarteld, het is zjus of doa iet zwaar op mich lag.' Toen zei de madam van de wenning (= hoeve): 'zje moet e mes met het scherep op oer hat (= uw hart) zetten, dan valt ze op het mes, dat is de maar!' In de huis (= huiskamer) 's middags verteldeter het weer aan d'ander; toen zegden de knechts: 'zo moet zje dat nie doen, maar het mes met het scherep omhoog op oer hat hage (= op uw hart houden).' Het jöngske deed dat, en toen was het madam zelf wa dat deed!, ze was geraakt. Mè dat is ereg, as de maar op oech valt, dan meent zje as zje alles meteenkèk (= bijeenroept), maar het is nie, niemand hoort oech (= U).
Onderwerp
SINSAG 0798 - Mensch von Mahr beritten. Mahr wird verwundet; zeigt am folgenden Tag die Narbe.   
Beschrijving
De knecht van boer Nollekes vertelde 's ochtends aan de boerin dat hij 's nachts niet kon slapen; de jongen werd haast doodgemarteld en hij had het gevoel alsof er iets zwaars op hem lag. Daarop sprak de boerin: "Dat is de maar. Je moet 's nachts een mes met de punt naar je borst gericht houden. De maar zal dan op het mes vallen". De andere knechten vertelden de jongen echter dat hij de punt van het mes omhoog gericht moest houden. De volgende nacht deed de jongen wat de andere knechten hem hadden aangeraden. De volgende dag was de boerin gewond.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
limburgs (tongeren en omstreken)
R22
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Nolleke   
Naam Locatie in Tekst
Rutten