Hoofdtekst
Goor heb ik goed gekend. Ik heb toverij gezien daar. Echt waar. Dat was daar café, als ge langs ’t bos gaat komt ge op de grote baan uit van Munkzwalm. Ik heb dat allemaal zelf gezien. ‘k Was misschien een jaar of twintig. “Kijk,” zegt hij. Er passeert daar een man met een koppel paarden, toen was dat niet zoals nu. “Kijk, wilt ge die mens eens blijven zien staan?”zegt hij. “Hij zal geen voet meer verzetten met zijn paarden.” Hij gaat tot aan de deur, hij zegt iets, en man en paarden en kar, dat stond allemaal zo stil als iets. En als ze daar vijf minuten gestaan hebben, zegt hij: “Kijk, ik zal nu tot aan de deur gaan en ze zullen voortgaan.” Hij gaat tot aan de deur en alleman zet aan. Ik heb dat gezien. Dat is echt. En zijn zuster heeft hier lang gewoond. En haar dochter woont hier nog. Dat is van Gijsegem.
Onderwerp
SINSAG 0666 - Zauberer bannt an den Ort.   
Beschrijving
In een café woonde een man die kon toveren. Wanneer er een man met een paardenkar voorbijkwam, zei de cafébaas: “Willen jullie die paarden eens zien stilstaan? Hij zal geen voet meer verzetten met zijn paarden”. De cafébaas toverde de paardenkar vast aan de grond. Vijf minuten later zei de cafébaas: “Ik zal nu naar de deur gaan en dan zullen ze voortgaan”. Zo gebeurde het ook.
Bron
L. D'haeze, Leuven, 1975
Commentaar
2.2 Tovenaars
oost-vlaams (zuiden)
91G
Omstreeks 1913
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Sint-Maria-Latem