Hoofdtekst
Dat was op een hofstee hier in ’t ronde, dat was een kindje, en dat kindje deed nooit anders of schrèmen (wenen), en malgrè dat dat stijf (heel) goed at, dat vermagerde en dat sliep nooit. ’t Was hij niemand die dat wiste wiene (wat) datter daaraan was he. En ze kregen zieder (zij) nu een nieuwe kartong (paardeknecht) en ne (hij) zat hij ’s noens daarbij binst dat de meid bezig was met dat kind te wassen en nieuwe doeken aandoen (aan te doen) en ne zit daar ze pupe (pijp) te smoren en dat altijd te bekijken zonder een woord te zeggen. Zo as ze zij gedaan heeft staat ’n rechte en ne (hij) gaat er naar toe en zegten tegen die meid: doet dat een keer allemale d’r were af. Zo ze gat zij aan ’t schrèmen en ne dwingt hij haar van dat te doen. Zo, ze doet zij dat af, en dat zat geheel vol met spellen. En ze vertelde zij ton (dan) dat ze zij zelve van de Mare geplaagd was en dat ze dat azo koste overgeven aan etwien (iemand), en d’r zelve van afgeraken.
Onderwerp
SINSAG 0291 - Mensch von Mahr beritten   
Beschrijving
Op een boerderij in Nieuwpoort Bad had men een kindje dat de hele tijd huilde en erg vermagerde, hoewel het goed at. Op een dag zag de nieuwe paardenknecht hoe de meid het kind waste en het een nieuwe luier aantrok. De knecht dwong de meid de luier weer uit te doen en stelde vast dat de luier vol spelden stak. Huilend gaf de meid toe dat ze zelf door de maar werd bereden en dat ze er kon vanaf geraken door het aan iemand anders door te geven.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (kamerlingsambacht)
94
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Nieuwpoort Bad   
Plaats van Handelen
Nieuwpoort Bad