Hoofdtekst
in Wildere was ne weerwolf, zeide ze; en hem moes zweire dat hem giene weerwolf was, vuir de kerk; en hem zei: "Wie zegt da Tjoen ne weerwolf is, dee liegt; mo achterwêt kröpe de hinne"; da was er toch iene.
Beschrijving
Een man uit Wilderen die voor de Kerk moest zweren dat hij geen weerwolf was, zei: "Wie zegt dat Tjoen een weerwolf is, die liegt. Maar de kippen kruipen achteruit". Die man was dus wel een weerwolf.
Bron
A. Abeels, Leuven, 1965
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (sint-truiden)
620
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Tjoen   
Naam Locatie in Tekst
Runkelen   
Plaats van Handelen
Wilderen