Hoofdtekst
I En werd er vroeger ook verteld van ‘sjóófet’?32 Ja, dat heb ik ook al horen vertellen, ja, ‘sjóófet’. Dan zeiden ze dat dat daar - ik weet nu ook niet wat - ongedoopte kinderen waren wat dan terugkwamen (uit de dood). Dat zal wel niet.15 Jaja, dat is zeker, dat is maar fabel. Maar kom, ja, het was een gedacht.32 Maar weet ge wat ze ook - dat heb ik toch ook al horen zeggen - dat ze ‘dèk’ doolden. Maar dat was aan te nemen. Ik heb eens gehoord dat ene de hele nacht rondgereden had met een stoof en hij vond de weg niet meer. Ja, maar zonder licht! In het veld in het donker, hé.15 Ja, de verbindingswegen tussen de dorpen, hé, dat waren ‘plaeg’, zal ik maar zeggen, modderwegen.I Geloofden ze daar vroeger eigenlijk nog in van die dingen, in weerwolven en ‘sjóófet’?32 Ja, dan straffen ze dan weer. Wat moest je dan? Dat waren lichskes dan wat wat brandden, maar dat kunnen ook dinge (= gassen) geweest zijn, wat uit de grond kwamen, hé.15 Ja, naar het schijnt.32 Dat kan ook zijn, hé. Maar dan zeiden ze, dan moest je iets in de grond steken en in brand steken. Dan kon je weggaan, dan deden ze je niks. Wat was dan toch weer? Je moest toch iets in brand steken en dan kon jij ‘jòues’ (= naar huis). Ja, maar onthoud het maar, hé. Oh, maar de ‘läöi’ waren toen ook goedgelovig zo, hé.
Onderwerp
SINSAG 0182 - Wiedergänger als Irrlicht   
Beschrijving
Vuurmannen waren de zieltjes van ongedoopte kinderen dien kwamen spoken en de mensen deden verdwalen. Als men iets in de grond stak en dat in brand stak, dan kon er niets gebeuren. Dergelijke lichtjes konden ook gassen zijn geweest die uit de grond opstegen.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
limburgs (groot-riemst)
32O 455
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Val-Meer