Hoofdtekst
Als we door de bossen bomen reden dan was daar ene van Zutendaal bij en die zei altijd als er klès (= dennenhars) uit de bomen kwam op de plaatsen waar ze de bomen geraakt hadden met de kar, die zei altijd dat de duivel in die den zat. Die klès was daar vanaf gelopen en zwart. En die zat daar altijd aan te stoken om de duivel uit die den te stoken. Omdat dat zwart was zat de duivel daarin en hij stak dat aan en hij ging de duivel daar uitstoken, zei hij.
Beschrijving
Wanneer er hars uit een den sijpelde wanneer men er met de kar tegen reed, was dat een teken dat de duivel in die den zat. Sommige bomen waren helemaal zwart van de hars; de dennen probeerden de duivel uit hun takken te verjagen door een vuurtje te stoken.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
3.1 Duivels
midden-limburgs
b
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Genk