Hoofdtekst
dô was ene joeng dee caresseirde; en hem ging mê ze metsken öt; en om 12 oere ging hem effekes weg; en dô kam plots ne weerwolf op het metsken af; en ze moes er teige vechte en hem kon huire roeie zakdoek vange en ging ermei loeupe; en as huire joeng trugkam, zag ze de veizels van de zakdoek tusse z’n tân hange.
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een jongen die met zijn vriendin aan het wandelen was, ging om middernacht even weg. Op dat ogenblik kwam er een weerwolf naar het meisje gelopen. Na een worsteling had de weerwolf de rode zakdoek van het meisje kunnen bemachtigen. Toen haar vriend terugkwam, zag het meisje dat hij de rode vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden had.
Bron
A. Abeels, Leuven, 1965
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (sint-truiden)
671
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Mielen