Hoofdtekst
3R Zoals nu bijvoorbeeld in het klooster van Bornem. Als er kinderen waren en die zagen wat bleek of zo, of die aten niet goed, dan dachten ze dat daar een kwade hand aan was. En dan gingen ze daarmee naar het klooster, en dan lieten ze die overlezen door de paters. Laten overlezen voor het kwaad. Ja, dat zat in de mensen in vroeger. (...) De mensen waren niet geleerd. De meeste mensen konden niet lezen of schrijven. Twee generaties voor ons was dat maar hier en daar iemand die kon lezen. Want als ze iets moesten weten, dan gingen ze bij de schoolmeester. Ah ja, daar kon niemand zijn naam zetten. Als ze dan al eens hun naam moesten zetten, dan zetten ze een kruisje met getuigen erbij. Want zoals die stallichtjes, of dwaallichtjes dat ze zeiden ... Dat weet ik niet. Ik heb nooit geen dwaallicht gezien. Wij begonnen al een klein beetje slimmer te worden, een klein beetje hé, pas op!
Beschrijving
Als kinderen een bleek uiterlijk hadden of niet goed aten, dan geloofde men dat ze door de kwade hand waren geraakt. Men liet die kinderen dan in het klooster door de paters overlezen.
Bron
C. Peeters, Leuven, 2001
Commentaar
antwerps (mariekerke)
3R
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Mariekerke