Hoofdtekst
Er was bij ons een jongetje dat niet kon lopen. Ze waren er mee bij de paters (Augustijnen – Gent) gegaan. En de pater had gezegd: “Hij zal kunnen lopen.” En die jongen zei: “Ik moet lopen, en ik kan lopen…” En hij begon te lopen. En hij was al vier jaar als ze ermee bij de paters gegaan zijn en hij kon toen nog niet lopen. En dat was iets dat hem aangezet was.
Beschrijving
Met een vierjarig jongetje dat niet kon lopen, ging men naar de paters van Gent. De geestelijken voorspelden dat de jongen in de toekomst wel zou kunnen lopen. Toen de jongen erin geloofde dat hij zou kunnen lopen, kon hij het ook.
Bron
L. D'haeze, Leuven, 1975
Commentaar
oost-vlaams (zuiden)
171A
fabulaat
Naam Overig in Tekst
paters van Gent   
Gent (paters van)   
Naam Locatie in Tekst
Nederename   
Plaats van Handelen
Gent