Hoofdtekst
K., dat was ene van Melveren en die ging eens met zijn meisje naar Kortenbosch-kermis. Maar dat was ene die weerwolf werd en die voelde dat aankomen en toen zei hij: 'Moest er u een hond tegenkomen, daar is een 'tesneusdoek', gooit hem die tussen zijn tanden, dan kan hij u niets doen, eer hij hem verscheurd heeft zijt ge weg.' De weerwolf kan over geen kruis daarom moet hij al de draadjes één voor één uittrekken van die 'tesneusdoek' eer hij door kan. Toen zei het meisje: 'Blijf gij maar bij me' - 'Neen, ik moet mijn broek eens afdoen, 't is tijd of 't ligt in mijn broek.' En toen hij weg was kwam daar een lelijke zwarte hond af met zijn muil wijd open en 't meisje deed wat de jongen gezegd had en ze gooide de 'tesneusdoek' in zijn muil en hij verscheurde hem 'zo na vaneen' als kaas. Een kwartier daarna kwam de jongen terug bij haar en toen zei ze: 'Dat heeft nogal geduurd en ik heb bijkans mijn dood gehaald' 'Ja, ik ben hard in mijn lichaam en ik had u toch gezegd wat ge moest doen. Heeft hij u iets gedaan?' - 'Neen, maar ik was bij kans dood van de schrik' zei het meisje. En toen gingen ze door en toen ze aan een café kwamen zei hij: 'Gaan we hier iets drinken?' en toen ze daar binnen waren bezag ze hem eens goed: 'Och gij, lelijke, vuile, driedubbele smeerlap dat ge zijt, gij zijt dat geweest, de 'kettels' hangen nog tussen uw tanden' riep ze. 'Dat is maar een gedacht van u' zei hij, maar ze liet hem staan.
Onderwerp
SINSAG 0805 - Werwolf in Hundesgestalt als Begleiter (verrädt sich am folgenden Tag).   
SINSAG 0883 - Teufel als Hund; hält Sünder Gesellschaft.   
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
In Melveren, een gehucht van Sint-Truiden, woonde een zekere Koopmans. Op zekere dag ging Koopmans met zijn vriendin naar de kermis in Kortenbos. Deze man had echter een pact gesloten met de duivel, wat betekende dat hij regelmatig enkele uren als weerwolf moest rondlopen. Omdat Koopmans op de kermis plots voelde dat dat moment was aangebroken, zei hij tegen zijn vriendin: "Als je een hond zou tegenkomen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil. Op die manier zal het beest je geen kwaad doen." Omdat een weerwolf geen kruis kan oversteken, moet hij de draadjes van de zakdoek één voor één uitrafelen vooraleer hij verder kan. Het meisje antwoordde: "Neen, blijf maar bij mij!", waarop haar vriend: "Neen, ik moet dringend even een boodschap doen." Toen Koopmans weg was, kwam er een lelijke zwarte hond naar het meisje toe. Ze deed onmiddellijk wat haar vriend had gezegd, waarop de hond de zakdoek in stukken scheurde. Een kwartier later kwam Koopmans terug. Zijn vriendin vertelde hem dat ze doodsangsten had uitgestaan terwijl hij weg was. Wat verderop ging het tweetal iets drinken in een café. Het meisje bekeek haar vriend eens goed, en riep geschokt: "Jij smeerlap, je bent het zelf geweest, want de vezels van de zakdoek hangen nog tussen je tanden!" Koopmans zei dat ze het zich maar inbeeldde, maar het meisje wilde hem toch nooit meer zien.
Bron
F. Beckers, Leuven, 1947
Commentaar
1.6 Weerwolven
zuid-limburgs
fabulaat
Kortenbos is een parochie die hoort bij vier gemeenten: Alken, Brustem, Kozen en Sint-Truiden.
Naam Overig in Tekst
Koopmans   
Naam Locatie in Tekst
Sint-Truiden   
Plaats van Handelen
Brustem   
Sint-Truiden   
Alken   
Kortenbos   
Kozen   
Melveren