Hoofdtekst
Oe ze de vaart gemaakt hèn van Komen naar Ieper, naar d’Ieperlee, stond er een kapelletje langs de bane in Houtem, en da kapelletje moste weg voor de vaart, en de paster van Houtem vroeg vaan den entrepreneur van oe ze dat kapelletje aan den anderen kant kosten were zetten, maar den entrepreneur wilde niet. "Wel," zei de paster, "de vaart gaat niet houden" en je vervloekte dat duvelswerk, en ’t hèd waar geweest, ’t hèd nooit geen water in de vaart gestaan, en de boorden hèn olsan voor ingezakt, en ’t hèd nooit meer kunnen gegraven zijn.
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Bij de aanleg van de vaart van Komen naar Ieper wilde men een kapelletje langs de weg in Houtem afbreken. De pastoor van Houtem vroeg aan de aannemer of het mogelijk was dat kapelletje aan de andere kant van de vaart te zetten. Toen de aannemer weigerde, zei de pastoor: "De vaart zal niet houden!" en hij vervloekte het duivelswerk. In die vaart heeft nooit water gestaan, want de wanden waren verzakt. Men is er bovendien nooit in geslaagd een nieuwe vaart aan te leggen.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (ieper)
332
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Houtem   
Plaats van Handelen
Ieper   
Komen   
Houtem